home
>
en
>
vreemdgangers (4x fokkema)
>
synopsis
Ook in de laatste toneelstukken van Frouke Fokkema wordt het nodige gegeten en gedronken en ook hierbij wordt onder het mom van wat hebben we toch goed met elkaar het nodige afgekout en af gezwetst. Zo worden in Vreemdgangers oesters, een pigeon au foie en een Dame Blanche verorberd, in Drainage de nodige flessen Bordeaux ontkurkt en zakken chips opengetrokken en in Patronen verschijnt er zelfs een heuse paella ter tafel, uit de diepvries weliswaar, maar eens met het vliegtuig meegenomen uit Portugal.
De personages uit deze drie stukken zijn zodoende al bij voorbaat veroordeeld tot het houden van borrelpraat of elegante tafelgesprekjes. En ook hier bepaalt een vast voorgeschreven gezelligheid de toonzetting van de dialogen tot het moment echter dat de personages teveel gedronken hebben en menen zich eindelijk vrijelijk te mogen uitspreken. In het berijden van hun eigen persoonlijke stokpaardjes laten de personages zich zonder enige gene ontmaskeren als potentiele fascisten en racisten. Zelfs bij het gezellige gekraak van chips kunnen de joden nog in een kwaad daglicht gezet worden.
In Vreemgangers cirkelt het tafelgesprek rond abortussen, miskramen en vreemdgaan, terwijl in Patronen vlak onder de typische familiegrapjes voortdurend de perverse belangstelling van de vader voor zijn dochter schuilgaat.
Achter de keuvelende toonzetting van al dit soort gesprekjes belandt een vrouwelijk personage, ongehuwd en net in de dertig, steeds maar weer n situaties waarin ze zich absoluut niet thuis kan voelen, of waarbij ze zich op zijn minst stierlijk verveelt. Steeds maar weer wordt zij in het gesprek gemangeld door haar tafelgenoten: of door de mannen (Vreemdgangers) of door een ‘ideaal’ echtpaar (Patronen en Drainag
Zwijgt is hierop een min of meer gelukkige uitzondering. Het vrouwelijke personage neemt een bad en zingt tevreden ‘uit haar nek’ van ‘ aroedel, diedel, dom, blom, blom’. Atman, een boer van vijftig en eigenaar van de badkuip luistert toe en is door het gezang gedwongen tot de monoloog. Hij verhaalt zijn geschiedenis, spreekt zijn gedachten uit over het leven in het algemeen en zegt wat hij van de stadsmensen vindt die bij hem komen kamperen.
Veel herkenbaarder zijn echter de overige drie milieuschetsen die Frouke Fokkem vanuit de provincie weet op te tekenen. Het is alsof je je ouders of je tantes of je buren op een of andere verjaardagsvisite hoort praten.