Dramaturg Florian Hellwig over De meeuw (regie Thomas Ostermeier).
De meeuw is een kunstenaarsdrama. Er wordt gesproken over toneelberoemdheden, verwezen naar literaire werken zoals Shakespeares Hamlet en bijna alle personages zijn kunstenaar, of zouden het graag willen zijn. Arkadina is een bejubelde actrice, Trigorin een beroemde belletrist, Konstantin wil carrière maken als toneelschrijver en Nina als actrice. Elk personage heeft zo een eigen idee over de betekenis van het kunstenaarschap. Voor de een staat het symbool voor een gelukkig en zinvol leven, voor de ander is het een obsessie, voor nog een ander een beroep. De strijd van de oude versus de nieuwe vormen in de kunst is tegelijk een strijd tussen de generaties en omgekeerd. Tsjechov beslist deze strijd niet, net zoals het duel tussen Trigorin en Konstantin onbeslist blijft. Het is ook de strijd die de verhalenschrijver Tsjechov voert tegen de toneelschrijver Tsjechov. Net als Trigorin is ook hij continu op zoek naar een verhaal.
Als Tsjechov De meeuw schrijft, wordt hij al bewonderd voor zijn verhalen, maar zijn doorbraak als toneelschrijver moet hij nog maken. In zijn feuilletons uit hij felle kritiek op het Russische toneel van dat moment en bewondert de vooruitstrevende manier waarop in Frankrijk en Duitsland theater wordt gemaakt. Op 7 november 1888 schrijft hij aan een bevriende schrijver in Rusland: 'Ik smeek je, laat alsjeblieft de liefde voor het toneel varen. Het heeft heus heel weinig goede kanten.’ Tsjechov pleit voor een nieuw theater in Rusland, maar twijfelt of hij zelf een goede dramaturg en toneelschrijver is. Leo Tolstoi, zijn grote literaire voorbeeld, had veel lof voor zijn verhalen, maar vond zijn toneelstukken afgrijselijk. Deze kritiek moet Tsjechov zwaar zijn gevallen, maar hij gaat door.
Zijn psychologisch-realistische stukken zijn in die tijd een toneelrevolutie, maar worden niet goed ontvangen door het publiek. Met een
fijnzinnige en vlijmscherpe psychologie geeft hij sociale verhoudingen, de bekrompenheid en de apathie van de personages weer en
noemt zijn stukken komedies – wat zeker in zijn tijd verkeerd wordt begrepen. Het zijn geen komedies in klassieke zin, maar menselijke komedies waar het komische voortkomt uit de tragische situaties en de worstelingen van de personages. Soms is er zelfs helemaal geen dramatische handeling, maar maakt Tsjechov de verveling, het ongeluk en de tijd voelbaar.
De première van De meeuw in 1896 in het Alexandrinski-theater in Sint-Petersburg is een mislukking. Tsjechov is totaal ontredderd
en zweert nooit meer een toneelstuk te schrijven. Maxim Gorki schrijft hem: ‘En U wilt dus niet meer voor het toneel schrijven? Goede God, het is Uw plicht!’. De opvoering van De meeuw door het Moskouse Kunsttheater in de regie van Konstantin Stanislavski wordt later een overdonderend succes. Stanislavski, die zelf een afkeer van het naturalisme heeft, ziet Tsjechov dan ook niet als een naturalistisch schrijver. Zo schrijft ook Peter Brook: ‘De fout Tsjechov als naturalistisch schrijver te beschouwen wordt gemakkelijk gemaakt, en veel slappe, magere stukken van de laatste jaren die het etiket tranche de vie kregen, denken graag zelf dat ze tsjechoviaans zijn. Tsjechov gaf nooit zomaar een tranche de vie – hij was een arts, die met oneindige zorg en tederheid duizenden dunne laagjes van het leven afpelde. Die prepareerde hij en hij legde ze vervolgens in een uiterst geraffineerde, volslagen kunstmatige en zinvolle volgorde, waarbij een deel van zijn raffinement lag in een zodanige maskering van de kunstmatigheid, dat het resultaat de blik door het sleutelgat leek, die het nooit geweest was.’ Tsjechovs vraag naar nieuwe vormen in de kunst houdt ons nog altijd in de greep.
Florian Hellwig, juni 2013