home
>
Jean Genet
>
biografie
Jean Genet (1910 - 1986) werd door zijn moeder vlak na zijn geboorte achtergelaten in een vondelingenhuis. Hij werd ondergebracht bij pleegouders op het Franse platteland, die hem in ruil voor een kleine vergoeding opvoedden tot hij oud genoeg was om op eigen benen te staan. Op jonge leeftijd begon hij te stelen en werd hij naar de jeugdgevangenis in Mettray gestuurd. Hier openbaarde zich zijn homoseksualiteit en leerde hij te overleven onder invloed van barre omstandigheden en perverse machtsrelaties.
Mettray vormde hem tot een toegewijd delinquent, waarna hij jarenlang als een vagebond door Europa trok en in zijn levensonderhoud voorzag door te stelen en zich te prostitueren. Zo kwam hij in contact met pooiers, ex-gedetineerden en moordenaars, die later model zouden staan voor de personages in zijn romans en toneelstukken. Tijdens een van zijn gevangenisstraffen begon hij te schrijven en publiceerde – op eigen kosten – zijn eerste gedicht. Dit bracht hem in contact met Jean Cocteau, die zeer onder de indruk was van zijn werk en hem aan een schrijverscontract hielp. In zijn debuutroman Onze Lieve Vrouw van de Bloemen (1944) stelt Genet zijn lezers voor aan mannelijke prostituees, travestieten en moordenaars; personages die leven in de marge van de samenleving. In literaire en intellectuele kringen werd zijn werk hoog gewaardeerd en al snel volgden onder andere
Wonder van de roos (1946) en het clandestien uitgegeven Dagboek van de dief (1948). Met zijn eerste toneelstukken, waaronder De meiden (1947) vestigde hij zich definitief als avant-gardistisch schrijver.
Op het hoogtepunt van zijn roem riskeerde Genet wegens openstaande straffen een levenslange opsluiting. Hij wist deze te ontlopen dankzij een petitie getekend door invloedrijke intellectuelen en kunstenaars. Hij kon echter niet voorkomen dat hij na het verschijnen van Sartres Saint Genet (1952) in een diepe artistieke crisis belandde. Vijf jaar lang was het stil, waarna een tweede creatieve fase aanbrak waarin hij, naast een filmscript en verschillende essays, twee van zijn belangrijkste toneelstukken schreef: Het balkon (1956) en De negers (1958). Genet ging van een leven in de obscuriteit naar een leven in de schijnwerpers. Hij bleef zich echter immer verbonden voelen met de onderdrukten in de samenleving. Zijn politieke engagement kwam eind jaren zestig steeds meer op de voorgrond te staan. Hij demonstreerde onder meer voor betere leefomstandigheden van werkmigranten, sympathiseerde met de Black Panthers en zette zich in voor de Palestijnse zaak.