home
>
Susanne Kennedy
>
biografie
Susanne Kennedy (1977) heeft met haar vernieuwende werkwijze al een reeks opgemerkte producties op haar palmares staan. Ze rondde de regieopleiding in Amsterdam af met een eigenzinnige versie van Maria Stuart (Top Naeff prijs). Bij het Nationale Toneel richtte zij zich vooral op postmoderne auteurs als Sarah Kane en Elfride Jelinek en maakte ze een opgemerkte Kleine Eyolf van Ibsen. Johan Simons nodigde haar uit als gastregisseur bij de Kammerspiele in München, waar ze onlangs nog een spraakmakende Fegefeuer in Ingolstadt regisseerde.
In maart 2014 gaat Kennedy’s eerste voorstelling bij TA in première: De Pelikaan van August Strindberg. Kennedy over De pelikaan: ‘Bij Strindberg vinden we geen moederpelikaan die haar eigen leven opoffert om haar kinderen te redden, maar een vampiermoeder die haar kinderen het voedsel onthoudt en ze daardoor belet te groeien. De dochter, noch de zoon lijken in staat om volwassen te worden: de dochter kan geen kinderen baren, de zoon is ziek en destructief. De moeder die op haar eigen kinderen teert, die opzettelijk haar kinderen eten onthoudt, die weigert de natuurlijke moederrol op zich te nemen. De moeder als monster en als dader is een eerste taboe in Strindbergs tekst. Maar ook de honger is zo’n taboe. Wij kunnen ons nog nauwelijks voorstellen wat echte honger betekent. En wat de betekenis van honger is als er wel voedsel is? De kinderen in het stuk hebben voedsel, maar ze hebben toch altijd honger. Het eten smaakt nergens naar – soep als water en gebraden kip als stof. Nu ze volwassen zijn, komen ze nog steeds niet aan eten. Ze zitten vast in een realiteit waar ze niet genoeg te eten kunnen krijgen, een wereld van permanente schaarste. Waarom? De kinderen zijn als slaapwandelaars gevangen in hun eigen werkelijkheid waaruit ze niet lijken los te komen.’
In de ensceneringen van Susanne Kennedy ligt de nadruk niet op verhaal- en personageontwikkeling in traditionele zin. Ze creëert een theatrale en sterk sensitieve wereld waarin de personages vaak meer op marionetten lijken dan op ‘echte’ mensen. Emoties en karaktertrekken worden uitvergroot, ook in grime en kostumering, en het spel zou als ‘onnatuurlijk’ kunnen worden omschreven. Zo worden emoties en handelingen die normaal geacht worden op een verrassende en bevreemdende manier gepresenteerd. In haar bewerkingen kiest Kennedy vaak slechts een beperkt aantal dialogen uit de oorspronkelijke tekst, die volgens haar de kern ervan weergeven. Ze streeft naar een theatertaal waarin muziek, geluid, grime, kostumes en beweging de naakte essentie van een stuk oproepen.