Na de dood van haar echtgenoot ontmoeten we een moeder (Marieke Heebink) in het ouderlijk huis samen met haar ziekelijke zoon (Alwin Pulinckx), haar dochter (Hélène Devos) en schoonzoon (Vanja Rukavina). De salon waar de vader op de chaise longue is overleden, ademt nog steeds zijn aanwezigheid. Jarenlang verdrongen angsten komen bovendrijven wanneer een nagelaten brief wordt teruggevonden.
De pelikaan is een kamerdrama dat met eenvoudige middelen en door een klein ensemble wordt uitgevoerd. De bescheidenheid in vorm doet echter niets af aan de heftigheid van de emoties. Strindberg schreef een taboedoorbrekend familieportret over de verstikkende invloed van een moeder op haar gezin.
Susanne Kennedy: ‘Bij Strindberg vinden we geen moederpelikaan die haar eigen leven opoffert om haar kinderen te redden, maar een vampiermoeder die haar kinderen het voedsel onthoudt en ze daardoor belet te groeien. De dochter, noch de zoon lijken in staat om volwassen te worden: de dochter kan geen kinderen baren, de zoon is ziek en destructief. De moeder die op haar eigen kinderen teert, die opzettelijk haar kinderen eten onthoudt, die weigert de natuurlijke moederrol op zich te nemen. De moeder als monster en als dader is een eerste taboe in Strindbergs tekst. Maar ook de honger is zo’n taboe. Wij kunnen ons nog nauwelijks voorstellen wat echte honger betekent. En wat de betekenis van honger is als er wel voedsel is? De kinderen in het stuk hebben voedsel, maar ze hebben toch altijd honger. Het eten smaakt nergens naar – soep als water en gebraden kip als stof. Nu ze volwassen zijn, komen ze nog steeds niet aan eten. Ze zitten vast in een realiteit waar ze niet genoeg te eten kunnen krijgen, een wereld van permanente schaarste. Waarom? De kinderen zijn als slaapwandelaars gevangen in hun eigen werkelijkheid waaruit ze niet lijken los te komen.’
August Strindberg (1849-1912) is één van de wegbereiders van het moderne drama. Na een naturalistische periode met stukken als de Vader en Freule Julie evolueert hij naar toneelteksten waarin het occulte en het onderbewuste een centrale plek vinden. Met Naar Damascus en vooral Droomspel effent hij de weg naar het expressionisme waarin logische verhaallijnen en de eenheid van ruimte en tijd worden opgegeven ten voordele van een vrijere vertelling. Met zijn voorwoord bij Droomspel opende Strindberg nieuwe registers in het theater: ‘Alles kan gebeuren, alles is mogelijk en waarschijnlijk. Tijd en plaats bestaan niet. De verbeelding weeft nieuwe patronen: een geheel van herinneringen, ervaringen, ideeën, absurditeiten en improvisaties. Personages verdubbelen, vermenigvuldigen zich, lossen op. Maar één bewustzijn houdt alles samen, dat van de dromer.’ In zijn stukken staan vaak perverse en fnuikende huwelijksrelaties centraal.
Susanne Kennedy (1977) heeft met haar vernieuwende werkwijze al een reeks opmerkelijke producties op haar palmares staan. Ze rondde de regieopleiding in Amsterdam af met een eigenzinnige versie van Maria Stuart. Bij het Nationale Toneel richtte zij zich vooral op hedendaagse auteurs als Sarah Kane en Elfride Jelinek. Johan Simons nodigde haar uit als gastregisseur bij de Kammerspiele in München, waar ze onlangs nog een spraakmakende Fegefeuer in Ingolstadt regisseerde. In de ensceneringen van Susanne Kennedy ligt de nadruk niet op verhaal- en personageontwikkeling in traditionele zin. Ze creëert een theatrale en sterk zintuiglijke wereld waarin de personages vaak worden uitvergroot, ook in grime en kostumering. Emoties en handelingen die normaal geacht worden, worden op een verrassende en bevreemdende manier gepresenteerd. In haar bewerkingen kiest Kennedy vaak slechts een beperkt aantal dialogen uit de oorspronkelijke tekst, die volgens haar de kern ervan weergeven. Ze streeft naar een theatertaal waarin muziek, geluid, grime, kostuums en beweging de naakte essentie van een stuk oproepen.
programmaboek 13|14
Blader door het programmaboek door op onderstaande afbeelding te klikken of download als pdf.